τί πρὸς ἔμ’ ὧδ’ ἔστητε; τίμ’ οὐκ ἠάσατ’ ἰαύειν,
εἰρόμενοι τίς ἐγὼ καὶ πόθεν ἢ ποδαπός;
στείχετέ μου παρὰ σῆμα· Μενοίτιός εἰμι Φιλάρχω
Κρής, ὀλιγορρήμων ὡς ἂν ἐπὶ ξενίης
Waarom staan jullie zo bij me? Waarom laten jullie me niet slapen?
vragend wie ik ben en uit welk land ik kom?
Loop aan mijn steen voorbij. Ik ben Menoitios, de zoon van Philarchos
uit Kreta, ik praat niet veel omdat ik in het buitenland ben.
AB 102 from
C. Austin and G. Bastianini,
Posidippi Pellaei quae supersunt omnia
Bibliotheca Classica. Milano: LED-Edizioni Universitarie
di Lettere Economia Diritto, 2002